Ik werd geboren onder een brug. Tenminste, dat heb ik er in de loop der jaren van gemaakt. Niet zomaar één natuurlijk: ik ben geboren onder de Golden Gate en de lichtjes daarvan schijnen over mijn leven. America, America ...
Toen ik werd geboren had ik al een aantal broers en zussen en waren mijn ouders niet echt jong meer. Ik heb het altijd erg jammer gevonden dat ik hun jeugd niet meegemaakt heb. Wat dat betreft loop je altijd achter de dingen aan. Ik had graag met mijn moeder in de tuin gespeeld of met mijn vader gevoetbald.
Als baby ben ik geëmigreerd naar dit land. Ik kan me dat natuurlijk niet herinneren, maar het schijnt me toe dat op dat moment mijn heimwee begonnen is naar het echte leven. Heimwee, sehnsucht, ontheemdheid, verlangen dat nooit bevredigd wordt en niet eens duidelijk omschreven kan worden: ik voel me er bij thuis en ze zullen me waarschijnlijk nooit meer verlaten.
Hier is het leven gewoon en gaat zijn gangetje. Mijn kinderjaren werden gekenmerkt door een gebrek aan heroiek, aan Grote Gebeurtenissen. Ik ging naar school, schaafde af en toe een knie, speelde met vriendjes in de maisvelden en had een grote verzameling poppen die allemaal bij me in bed sliepen. Eerlijk gezegd herinner ik het me allemaal niet zo goed meer, op wat kleine dingen na.
Ik was vijf en zat op de kleuterschool. Mijn jongste broer was elf en we liepen samen naar school. Het stormde en de hele weg lang liepen we gearmd tegen de wind in. Als hij me losliet waaide ik een stukje achteruit. De weg was eindeloos en ik voelde me geweldig. Als in de winter de sneeuw bleef liggen trok hij me op de slee vooruit en ook dat herinner ik me goed.
Nu ik groter ben verlang ik terug naar die tijd, zoals ik toen alleen maar ouder wou zijn en alles alleen kunnen. Soms denk ik dat jij de enige bent die dat begrijpt.
Ik herinner me dat ik voor het eerst naar school ging en heel hard huilde. Ik werd naast een jongetje gezet dat nog harder huilde, dus toen hield ik er maar mee op. Ik geloof niet dat ik al eerder een huilend kind had gezien. Hij was mijn vriendje tot mijn tiende en we deden alles samen. Eigenlijk was hij best wel stom. Laatst hoorde ik dat hij vertegenwoordiger in tweede hands auto’s geworden is, en dat past wel bij hem. Hij was ervan overtuigd dat je aan de linkerkant van de straat moest fietsen en hield van Elvis Presley.
Een vriendinnetje had ik ook, daar speelde ik met barbiepoppen mee. Elke zaterdag kwam ze bij mij thuis en soms ging ik bij haar logeren. Ze stotterde een beetje en had X-benen en ik vond haar heel erg lief en haar zusje onuitstaanbaar.
Ik denk dat ik jou wel lief gevonden had als ik je eerder was tegengekomen, al valt daar natuurlijk weinig zinnigs over te zeggen. We hadden samen in de appelboom in de tuin kunnen zitten, of tussen de bessenstruiken landjepik kunnen spelen, dat lijkt me erg leuk met jou.
De poesjes doen me altijd een beetje denken aan vroeger, onder de brug, toen we heel veel huisdieren hadden. Ik vind mezelf niet leuk als ik zo sentimenteel ben.
Liever ben ik stoer en rijd ik motor en voel ik me vrij. Nu ik erover nadenk heeft dat ook al veel met die brug te maken. Met het land van de ongekende mogelijkheden. Daar hebben jij en ik het eigenlijk voortdurend over, en het is ook een goed onderwerp om over te praten.
Toen ik ouder werd en naar de middelbare school ging veranderde mijn leven. Heimwee werd machteloosheid, sehnsucht Weltschmerz. Met mijn vrienden blowde ik op het veldje achter de sportzalen en praatte ik over Frank Zappa en nieuwe platen. Bij mijn broer die op kamers woonde in het centrum mocht ik zoveel drinken als ik wou en dat deed ik ook. Alles wat hij zei nam ik in me op en liet ik in me groeien tot het van mij was. Ik kon alleen Amerika niet zo goed vergeten en was soms heel treurig om niks.
Elk weekend ging ik uit en ik werd heel vaak verliefd op de jongens die ik in het café tegenkwam. Het is maar goed dat ik je toen niet ben tegengekomen want ik was geloof ik niet zo aardig in die tijd. Meisje zijn vond ik belachelijk, en vriendinnen had ik alleen als ze er ook zo over dachten. Ik droeg altijd een spijkerbroek en gympen en had mijn haar los. Ik hield van bier, muziek en heel veel mensen om me heen en af en toe was ik het spoor volledig bijster. Ik had een hele grote mond. Ik stelde me aan en maakte mezelf belangrijk door moeilijk te doen en overal het negatieve van in te zien. Jij was geloof ik gewoon vrolijk en ik zou je niet zo interessant hebben gevonden. Ik was onuitstaanbaar arrogant en vond mezelf heel wat. Toen ik ging studeren vond ik dat nog steeds.
Pas nu denk ik dat ik weer een beetje normaal ben.
Als ik naar buiten kijk zie ik de stad waar ik altijd wil blijven wonen en waar jij nu op dit moment aan het werk bent. Dan krijg ik een heel tevreden gevoel over me en houd ik van iedereen. Nog steeds zou ik willen dat ik de Golden Gate zou kunnen zien als ik uit mijn raam kijk, maar met een beetje fantasie kunnen de Westerkerk, het Rijksmuseum en het paleis op de Dam daar wel voor doorgaan. Het is wel jammer dat de sneeuw hier nooit blijft liggen.
Toen ik werd geboren had ik al een aantal broers en zussen en waren mijn ouders niet echt jong meer. Ik heb het altijd erg jammer gevonden dat ik hun jeugd niet meegemaakt heb. Wat dat betreft loop je altijd achter de dingen aan. Ik had graag met mijn moeder in de tuin gespeeld of met mijn vader gevoetbald.
Als baby ben ik geëmigreerd naar dit land. Ik kan me dat natuurlijk niet herinneren, maar het schijnt me toe dat op dat moment mijn heimwee begonnen is naar het echte leven. Heimwee, sehnsucht, ontheemdheid, verlangen dat nooit bevredigd wordt en niet eens duidelijk omschreven kan worden: ik voel me er bij thuis en ze zullen me waarschijnlijk nooit meer verlaten.
Hier is het leven gewoon en gaat zijn gangetje. Mijn kinderjaren werden gekenmerkt door een gebrek aan heroiek, aan Grote Gebeurtenissen. Ik ging naar school, schaafde af en toe een knie, speelde met vriendjes in de maisvelden en had een grote verzameling poppen die allemaal bij me in bed sliepen. Eerlijk gezegd herinner ik het me allemaal niet zo goed meer, op wat kleine dingen na.
Ik was vijf en zat op de kleuterschool. Mijn jongste broer was elf en we liepen samen naar school. Het stormde en de hele weg lang liepen we gearmd tegen de wind in. Als hij me losliet waaide ik een stukje achteruit. De weg was eindeloos en ik voelde me geweldig. Als in de winter de sneeuw bleef liggen trok hij me op de slee vooruit en ook dat herinner ik me goed.
Nu ik groter ben verlang ik terug naar die tijd, zoals ik toen alleen maar ouder wou zijn en alles alleen kunnen. Soms denk ik dat jij de enige bent die dat begrijpt.
Ik herinner me dat ik voor het eerst naar school ging en heel hard huilde. Ik werd naast een jongetje gezet dat nog harder huilde, dus toen hield ik er maar mee op. Ik geloof niet dat ik al eerder een huilend kind had gezien. Hij was mijn vriendje tot mijn tiende en we deden alles samen. Eigenlijk was hij best wel stom. Laatst hoorde ik dat hij vertegenwoordiger in tweede hands auto’s geworden is, en dat past wel bij hem. Hij was ervan overtuigd dat je aan de linkerkant van de straat moest fietsen en hield van Elvis Presley.
Een vriendinnetje had ik ook, daar speelde ik met barbiepoppen mee. Elke zaterdag kwam ze bij mij thuis en soms ging ik bij haar logeren. Ze stotterde een beetje en had X-benen en ik vond haar heel erg lief en haar zusje onuitstaanbaar.
Ik denk dat ik jou wel lief gevonden had als ik je eerder was tegengekomen, al valt daar natuurlijk weinig zinnigs over te zeggen. We hadden samen in de appelboom in de tuin kunnen zitten, of tussen de bessenstruiken landjepik kunnen spelen, dat lijkt me erg leuk met jou.
De poesjes doen me altijd een beetje denken aan vroeger, onder de brug, toen we heel veel huisdieren hadden. Ik vind mezelf niet leuk als ik zo sentimenteel ben.
Liever ben ik stoer en rijd ik motor en voel ik me vrij. Nu ik erover nadenk heeft dat ook al veel met die brug te maken. Met het land van de ongekende mogelijkheden. Daar hebben jij en ik het eigenlijk voortdurend over, en het is ook een goed onderwerp om over te praten.
Toen ik ouder werd en naar de middelbare school ging veranderde mijn leven. Heimwee werd machteloosheid, sehnsucht Weltschmerz. Met mijn vrienden blowde ik op het veldje achter de sportzalen en praatte ik over Frank Zappa en nieuwe platen. Bij mijn broer die op kamers woonde in het centrum mocht ik zoveel drinken als ik wou en dat deed ik ook. Alles wat hij zei nam ik in me op en liet ik in me groeien tot het van mij was. Ik kon alleen Amerika niet zo goed vergeten en was soms heel treurig om niks.
Elk weekend ging ik uit en ik werd heel vaak verliefd op de jongens die ik in het café tegenkwam. Het is maar goed dat ik je toen niet ben tegengekomen want ik was geloof ik niet zo aardig in die tijd. Meisje zijn vond ik belachelijk, en vriendinnen had ik alleen als ze er ook zo over dachten. Ik droeg altijd een spijkerbroek en gympen en had mijn haar los. Ik hield van bier, muziek en heel veel mensen om me heen en af en toe was ik het spoor volledig bijster. Ik had een hele grote mond. Ik stelde me aan en maakte mezelf belangrijk door moeilijk te doen en overal het negatieve van in te zien. Jij was geloof ik gewoon vrolijk en ik zou je niet zo interessant hebben gevonden. Ik was onuitstaanbaar arrogant en vond mezelf heel wat. Toen ik ging studeren vond ik dat nog steeds.
Pas nu denk ik dat ik weer een beetje normaal ben.
Als ik naar buiten kijk zie ik de stad waar ik altijd wil blijven wonen en waar jij nu op dit moment aan het werk bent. Dan krijg ik een heel tevreden gevoel over me en houd ik van iedereen. Nog steeds zou ik willen dat ik de Golden Gate zou kunnen zien als ik uit mijn raam kijk, maar met een beetje fantasie kunnen de Westerkerk, het Rijksmuseum en het paleis op de Dam daar wel voor doorgaan. Het is wel jammer dat de sneeuw hier nooit blijft liggen.