ON THE ROAD (werktitel)

2
Toen Camille wakker werd realiseerde ze zich in eerste instantie niet waar ze was. Ze lag in een bed onder vreemde lakens en rook iets dat haar vaag deed denken aan haar oma. Met moeite richtte ze zich op en keek om zich heen. Ze was alleen, in wat een ziekenhuiskamer leek. Vanuit het bed kon ze een grote ommuurde tuin zien met hoge bomen, een grasveld en in het midden een vijver. In de tuin wandelden mensen. Camille wendde haar blik af en ging weer liggen. Al dat licht deed pijn aan haar ogen.
Ze moest weer in slaap gevallen zijn, want toen ze voor de tweede keer wakker werd schemerde het buiten. Iemand had het nachtlampje bij haar hoofdeinde aangedaan en de gordijnen gesloten. Zo zonder daglicht was de pijn draaglijker. Ze bracht haar armen omhoog en voelde met haar handen aan haar hoofd. Er zat verband om haar schedel. Ze deed haar armen weer omlaag en betastte de rest van haar lichaam. Alles leek in orde. Ze bleef stilliggen en liet haar ogen wennen aan het donker. 
De kamer waarin Camille zich bevond was niet groot. Naast het bed stond een ladekastje met daarop een vaas met bloemen, een afstandsbediening en een glas water. Het was inderdaad een ziekenhuiskamer. Ze probeerde zich te herinneren wat er gebeurd was met haar dat ze hier lag, maar haar hoofd was leeg, alsof het verband dat iemand eromheen gewikkeld had ervoor zorgde dat er niets naar buiten kon, of naar binnen. Geen communicatie mogelijk. De druk op haar ogen irriteerde haar mateloos en maakte alles alleen maar erger. Ze doezelde weer weg.
De derde keer dat ze wakker werd was het licht. Naast haar bed zat haar vader, wiens hoofd merkwaardig geknakt naar voren hing. Hij sliep. Camille keek naar hem. Zijn houding had iets pathetisch, niet in het minst door de goed zichtbare kale plek op zijn hoofd waarvan de er normaliter zorgvuldig overheen gekamde haren naar beneden gezakt waren en, alsof ze er niet bij hoorden, over zijn voorhoofd hingen tot bijna in zijn ogen. Camille voelde medelijden met hem zoals hij daar zat, hulpeloos overgeleverd aan de tijd, te moe en te oud om tenminste wakker te zijn wanneer zijn enige dochter weer bij bewustzijn kwam. Dat zou hij zich nog jaren kwalijk nemen, bedacht ze. Niet dat het Camille iets kon schelen. Ze vond het wel prettig om alleen te zijn op dit moment. De pijn was weg, maar uit het duffe gevoel in haar hoofd viel op te maken dat dat alleen tijdelijk zou zijn. Waarschijnlijk hadden ze haar iets gegeven tegen de pijn. Wanneer was een raadsel, want zover ze kon nagaan had ze nog geen verplegend personeel gezien. Intraveneus? Het woord verdween niet meer uit haar hoofd, al kon ze niet met zekerheid zeggen dat ze wist wat het betekende. Het klonk naar narcose en naar baby’s.
In de tuin was het nu leeg, op een oud mannetje na. Hij zat op een bankje en keek voor zich uit. Camille durfde te zweren dat hij blind was. ::Opeens keek hij op en haar recht aan::. Geschrokken draaide Camille haar hoofd de andere kant op waar haar vader nog steeds sliep en nu zelfs snurkte. Toen ze weer naar buiten durfde te kijken zag ze het mannetje richting een kleine deuropening schuifelen aan de andere kant van de tuin.
De kamer waar ze in lag was ingericht als alle ziekenhuiskamers: het was er kaal, wit, onpersoonlijk en het rook naar desinfectiemiddelen. Haar bed was het enige bed dat er stond. Boven het voeteneinde hing een televisie. Hoewel het Camille moeite kostte het beeld scherp te krijgen zag ze dat er een soap bezig was. Het geluid stond uit. Ze pakte de afstandsbediening van het kastje en drukte op de volumeregelaar. Er gebeurde niets. Ze drukte op een andere knop en nu veranderde de televisie van kanaal. Er verscheen een priester in beeld en een bloemstukje. Rechts bovenin het beeld zag ze het logo van het ziekenhuis. Gek genoeg kreeg ze nu wel geluid. Ze duwde nog een keer op de knop maar belandde weer bij de geluidloze soap. Kennelijk kon je maar twee kanalen ontvangen. Ze duwde op de volumeregelaar. Er gebeurde niets. Camille keek naar de afstandsbediening. Onderaan zat een grote rode knop. Ze drukte hem in en meende in de verte een belletje te horen. Daarna voetstappen die dichterbij kwamen.
Toen de verpleger de deur opendeed en aanstalten maakte wat te gaan zeggen gebaarde Camille dat hij stil moest zijn. Haar vader sliep nog altijd.    
De verpleger glimlachte en liep om het bed heen naar Camille toe. 
"Goed geslapen?"
Camille knikte.
"Zal ik je bed opschudden? Of wil je misschien wat eten?"
De gedachte aan eten maakte haar misselijk en waarschijnlijk keek ze ook zo want de verpleger drong niet verder aan en begon aan de lakens te sjorren. Camille vroeg:
"Waarom doet het geluid het niet?"
De verpleger pakte de afstandsbediening en duwde op de volumeregelaar. Er gebeurde niets. Hij schakelde over naar het andere station waar nog steeds de priester in beeld was. Ook hier was nu geen geluid te horen. Nadat hij een paar keer met de afstandsbediening geschud had legde hij hem weer neer.
"Ik weet het niet, maar ik zal kijken of ik een andere voor je kan vinden." Met de afstandsbediening in zijn handen verliet hij de kamer, Camille achterlatend met de priester. Na een paar minuten deed het geluid het weer. Camille luisterde.
"... en zolang het licht is ben ik ziek van onrust. Overdekt is mijn lijf met vuil en wormen, van top tot teen etter en kloven. Mijn dagen verschieten sneller dan een weversspoel, ze lopen af, de draad is ten einde. God, bedenk toch: niet meer dan een zucht is mijn leven, ik zal geen geluk meer zien. Wie mij zoekt ziet mij niet meer; zelfs uw oog kan mij niet vinden. Een wolk verdwijnt en is weg; zo komt geen mens meer terug uit de afgrond. Hij keert niet terug in zijn huis, op zijn erf ziet men hem nooit weer. Daarom: ik kan mijn mond niet houden, uitspreken zal ik mijn verdriet, uitschreeuwen mijn ergernis." [Job 7]
De priester haalde diep adem en vervolgde met een verdraaide stem:
"Hou toch eindelijk eens op, je kraamt verbijsterende onzin uit."
Weer volgde er een stilte, waarin de priester zijn keel schraapte om door te gaan in zijn normale stem: 
"As zijn die woorden van jullie, los zand dat soort van uitspraken. Hou je mond, laat mij aan het woord, er kome van wat wil. Elk risico ben ik bereid te nemen, ik zet mijn leven op het spel.” [Job 13]
De verpleger kwam de kamer binnenlopen met een nieuwe afstandsbediening. Hij duwde op een knop en het geluid van de priester was niet meer te horen. Toen schakelde hij over naar de soap. Camille kon het geluid horen aanzwellen en keek naar haar vader. Hij sliep wel heel vast.
De verpleger volgde haar blik en zei:
"We hebben hem wat gegeven, hij weigerde een bed. Hij zal nog wel even slapen. Kan ik iets voor je doen verder?" Hij keek Camille bijna smekend aan.
"Ik heb dorst en ik moet naar de wc." Camille vroeg zich af hoe lang ze hier al was. Blijkbaar langer dan ze dacht.
De verpleger liep naar buiten en kwam even later terug met een bedpo. Hij sloeg de dekens van haar bed terug en zei:
"Weet je hoe het moet? Anders help ik wel even."
Camille schudde haar hoofd, dat weer pijn begon te doen. Ze probeerde zich op te richten, maar de verpleger hield haar tegen.
"Dat mag niet, je moet blijven liggen." 
Camille deed het en met een handig gebaar zette de verpleger de po onder haar billen. Daarna sloeg hij de dekens weer over haar heen en keek haar aan.
"Ik kom zo terug. Wil je thee?"
Camille knikte en keek hem na tot de deur weer dicht was. Dit was absurd. Een tijdje lag ze omhoog te staren en te wachten tot haar blaas zich ontspande maar er gebeurde niets. Net toen ze voelde dat het eindelijk lukte ging de deur open en kwam de verpleger weer binnen. Ze keek hem hulpeloos aan, maar hij begreep het niet en sloeg de dekens terug om de po weg te halen. Camille voelde hoe haar sluitspieren samenknepen. Er vielen een paar druppels in de po en toen stopte het. De verpleger keek haar aan en zei:
"Wacht, ik help je."
Hij legde zijn hand op haar onderbuik en duwde zachtjes op haar blaas. Camille schrok en verstijfde. 
"Het geeft niet, ontspan je maar." Hij ging door met duwen en Camille voelde haar blaas reageren. Na een paar minuten hoorde ze haar urine in de po klateren.
"Blijf even liggen zo, ik ben in een paar tellen terug."
Hij liep de gang uit om bijna onmiddellijk weer terug te komen met een kom water en een handdoek in zijn hand. 
"Zo, opgelucht?"
Camille antwoordde niet, trok haar broekje op en deed haar shirt weer omlaag. De verpleger keek haar glimlachend aan en sloeg alleen een laken over haar heen.
"Het is veel te warm onder al die dekens. Daar ga je je alleen maar zieker van voelen. Heb je nog hoofdpijn?" 
"Het gaat wel, hoe lang ben ik hier al?"
"Je kwam binnen op een donderdag."
Camille had geen idee welke dag het was.
"Het is zaterdag nu. Kopje thee?" Hij schonk zonder het antwoord af te wachten een kop thee in en gaf die aan haar. Camille nam een slok en dacht: straks moet ik weer naar de wc.
"Weet je nog wat er gebeurd is?"
Camille knikte van ja. Ze had geen zin om te praten. Eigenlijk wou ze wel weer naar de priester luisteren. Ze pakte de afstandsbediening en schakelde. Er kwam alleen een testbeeld op het scherm. 
"De ziekenhuiszender is alleen van 5 tot 6 op zaterdag en zondag. Je zult moeten wachten tot morgen."

MEER

Back to Top