KAZEMAT 2 (COMPROMIS)

Alleen de eerste dagen was hij regelmatig naar buiten gegaan. Daarna ging hij alleen nog om het hoogst noodzakelijke. Hij groef kuilen waarin hij zijn afval verborg. De omgeving beviel hem wel: niets wees er op dat het land gebruikt werd. Toen hij zich eenmaal genesteld had en alles op zijn plaats stond had hij geen behoefte meer aan buitenlucht. Binnen had hij boeken, tijdschriften, een laptop met twee volle batterypacks goed voor tien uur elk en zijn portable cd-speler. Zijn gloednieuwe zaklamp hing aan het plafond en hij had schone kleren en proviand genoeg in zijn auto liggen om op zijn minst een maand mee door te komen. De auto zelf stond verdekt opgesteld. Niemand zou hem vinden. Als het te koud werd waren er extra dekens. Voorlopig had hij ze niet nodig. Af en toe keek hij door het schootsgat naar de lucht. Wat tegenviel was de fysieke ruimte. Die was kleiner dan hij gedacht had. Het duurde even voor hij er aan gewend was dat hij niet rechtop kon staan. Het deed hem denken aan zijn kampeervakantie met haar, het jaar daarvoor. Hij voelde zich geweldig en op een vreemde manier erg thuis. De dikke betonnen muren gaven hem een gevoel van afstand die de kleine ruimte meer dan goed maakte. Hij maakte het zichzelf gemakkelijk en viel in slaap.
Aan het eind van de tiende dag dacht hij wat te horen buiten. Hij deed het licht uit en ging in een hoek zitten, zo ver mogelijk van het schootsgat vandaan. Pas toen het helemaal donker was bewoog hij zich weer. Hoewel hij elk moment verwachtte een klap te krijgen waagde hij zich naar buiten met zijn zaklamp. Er was niemand. Uit de auto haalde hij een koevoet waarmee hij ook de andere twee schootsgaten openbrak. Nu had hij zicht naar drie kanten. Van buiten was nauwelijks te zien waar ze zaten. Alleen zijn rugdekking, waar de ingang zat, was een probleem. 
Hij had nauwelijks gevoel meer in zijn rechterbeen.
Toen het voor de derde achtereenvolgende keer licht werd, besloot hij op te staan. Hij kroop moeizaam naar buiten en keek om zich heen. Het was stil en er hing mist over de velden. Voor de ingang deed hij wat oefeningen om zijn bloedsomloop op gang te krijgen. Langzaam kwam er kleur op zijn wangen en trok de pijn weg.
Het was te vroeg op de dag om mensen te verwachten (die had hij überhaupt niet gezien de afgelopen weken, het leek er inderdaad op dat hij hier alleen was), toch keek hij regelmatig in de rondte. Vooral de nevel wantrouwde hij. Achter de nevel bevond zich een fabrieksterrein, wat hem eraan deed denken dat het misschien beter was even te wachten; het was maandagochtend en hoewel hij nooit enig geluid gehoord had uit die richting, nam hij liever het zekere voor het onzekere. Binnen viel sowieso weinig meer te horen dan het zoemen van de processor van zijn laptop. Hij kon er niet zeker van zijn dat niemand zijn schuilplaats ontdekt had.
Nadat hij ontbeten had en de zon helemaal opgekomen was (de nevel was nu weg en het fabrieksterrein zag er nog altijd even verlaten uit, wat hem geruststelde) deed hij zijn fleece trui aan en ging wat wandelen. Het was kouder dan hij  verwacht had. Voor het eerst in twee weken dacht hij er over om naar huis te gaan. Er waren dingen die gedaan moesten worden. 
Bij zijn auto aangekomen wachtte hij ongeveer een uur en besloot toen te gaan rijden. Toen hij er zeker van was dat niemand hem zou kunnen zien of horen, startte hij de motor en reed langzaam het niemandsland uit richting de stad. Pas op de openbare weg zag hij de eerste boer op zijn land, die hem niet opmerkte. Daarna kwamen er langzaamaan meer auto's op de straten. Hij reed in een rechte weg naar huis. 
Thuis liep hij alle kamers door op zoek naar een teken van haar aanwezigheid, maar vond niks. Zo te zien was ze niet in het huis geweest. Uiteindelijk vond hij een aanwijzing in de lege vuilnisbak. Hij wist zeker dat hij zelf de zak niet ververst had, zij had het gedaan terwijl hij in zijn schuilplaats zat. Hij voelde de ergernis opkomen: ze had gelogen en blijkbaar geen onderdak. Dat was typisch iets voor haar, om over zoiets te liegen. Ze had alleen geen rekening met hem gehouden.
In de douche kwam hij meer tekenen van leven tegen: nieuwe shampoo van een merk dat hij niet kende, een paar haren in het putje. Misschien moest hij het slot van de voordeur laten vervangen, al vond hij dat wel erg rigoreus. Per slot was hij hier nu ook.  Hij kon trouwens niet met zekerheid zeggen wanneer ze was geweest of hoe vaak. Zijn ergernis ebte weg en hij stapte onder de douche. Daarna schoor hij zich en stopte zijn vuile kleren in de wasmachine. Hij plugde zijn laptop in het stopcontact om de batterijen op te laden en ging wachten in de woonkamer tot het wasprogramma uitgedraaid was, duidelijk zichtbaar voor de buren, waar hij naar zwaaide. Ze zouden het haar vertellen als ze weer kwam. 

MEER

Back to Top